Bestaande robots zijn hard en beperkt buigzaam. Maar wat nu als robots zacht en flexibel zijn, zoals de grijpers pioniers aan de TU Delft aan het ontwikkelen zijn. Deze souplesse maakt allerlei nieuwe toepassingen mogelijk. Een Nederlandse pionier is Rob Scharff, promovendus aan de Technische Universiteit Delft. Bouw je zachte, flexibele robots, dan komen er allerlei nieuwe toepassingen binnen handbereik.
Daniela Rus, hoogleraar elektrotechniek en computerwetenschappen van het Amerikaanse onderzoeksinstituut MIT. ‘Zachte robots verbreden onze blik op wat een robot is. Er is veel meer diversiteit mogelijk. Qua vormen, maar ook qua materialen.
Kleine robots in ons lichaam
MIT maakte een primitieve ‘origamirobot’ van varkensvlees, van hetzelfde materiaal dat worsten omhult. Dit apparaatje van een paar centimeter groot kan zich, na inslikken, ontvouwen in het lichaam. Daar kan het eenvoudige operaties uitvoeren, zoals het afdekken van een wond, als een op afstand bestuurbare vleespleister. Dat besturen gebeurt nu nog met een magneet buiten het lichaam; er zit een stukje metaal op waarmee je het robotlapje kunt voorttrekken. Uiteindelijk wil het instituut dergelijke vleesrobotjes van sensoren en aandrijving voorzien, zodat ze zelfstandig kunnen rondzwerven. Flexibel en zacht Een flexibele robot die buigt in plaats van barst is verder ideaal voor het zoeken naar overlevenden tussen puin in rampgebieden, of het verkennen van moeilijk begaanbare gebieden als nauwe grotten, vervolgt Rus. En mochten zorgrobots worden geïntroduceerd, die mensen bijvoorbeeld assisteren bij het douchen, dan is het prettig als ze niet vol harde en hoekige delen zitten. Technologische uitdaging Zachte robots hebben één groot probleem: ze hebben geen flauw idee waar hun lichaamsonderdelen zich bevinden. ‘Bij stijve robots is dit eenvoudig’, zegt hij. ‘Als je weet welke hoek een scharnier maakt, kun je de positie van een vinger berekenen. Bij zachte robots kan dit niet, daar kan zo’n vinger alle kanten op buigen.’ Afgelopen november presenteerden onderzoekers van de Cornell-universiteit in New York nog een ‘zelfbewuste spons’. Die weet precies hoezeer je hem kneedt of ombuigt dankzij een netwerk van lichtgevende glasvezels, wiens patroon meetbaar anders wordt als de spons van vorm verandert.